Olijfboom
De olijf is een bekende, karaktervolle boom die zich als cultuurplant steeds verder naar Noordwest-Europa verspreidt. Deze kleine tot middelgrote boom vormt een wat warrige, dichte vertakking en ontwikkelt uiteindelijk een ronde tot waaiervormige kroon die meestal een hoogte van 5 à 6 meter bereikt.
Jonge scheuten hebben een zilvergrijze kleur en verkleuren bij het ouder worden naar donkerbruin. De bast van oudere exemplaren is opvallend gegroefd en zilvergrijs van kleur, wat bijdraagt aan de karakteristieke uitstraling van de boom.
De olijf is wintergroen: de tegenoverstaande bladeren zijn aan de bovenzijde donkergroen en aan de onderzijde zilvergrijs, wat het blad een mooie schakering geeft. In de zomer verschijnen kleine, groengele bloemen in okselstandige pluimen. Ze verspreiden een zoete geur en trekken insecten aan. In warme klimaten worden de bloemen gevolgd door de bekende olijven. Het duurt ongeveer een jaar voordat deze vruchten volledig rijpen en van lichtgroen verkleuren naar olijfgroen of zwart, afhankelijk van het ras en de rijpingswijze.
De olijfboom is zeer windbestendig en verdraagt ook zeewind goed. De standplaats moet zonnig en warm zijn, met een voedzame, goed doorlatende bodem. Stilstaand water rond de wortels wordt slecht verdragen. Het is een uitgesproken warmte minnende soort die houdt van droge omstandigheden.